Iedereen pakt een probleem of taak vanuit een bepaalde aanpak aan. Dit noemen we een leerstijl. Vaak heeft iemand niet één leerstijl maar een combinatie van verschillenden. Er is er altijd één die uitspringt en die je in het dagelijkse leven het meeste gebruikt. Er worden vier leerstijlen onderscheiden: de doener, de denker, de beslisser en de dromer.
DE DOENER
De doener wil ervaringen opdoen en experimenteren. Dit betekent openstaan voor nieuwe ervaringen en leersituaties. De doener wil “doen”: ergens aan beginnen en (snel) resultaat zien. Daarbij is sfeer, contact, meedoen met anderen en samenwerking belangrijk. Aanpassen aan anderen en nieuwe situaties gaat gemakkelijk. Hij neemt soms onnodige risico’s.
Hoe leert de doener het beste?
De doener vindt het prettig om snel in actie te komen en kan soms tot actie overgaan zonder nadenken. Daarin kan de doener ook ongeduldig worden als het niet snel genoeg gaat. Het leren lukt het beste met de mogelijkheid om taken uit te voeren en eventueel samenwerking met anderen. De doener houdt van uitdaging en spanning waarin snel keuzes gemaakt moeten worden. Omdat de doener soms te werk gaat zonder nadenken is het belangrijk dat hij steeds achteraf kijkt hoe de taak is uitgevoerd. De doener houdt van humor en werkt graag in een ontspannen sfeer.
Optimale leeromgeving
De doener wil graag werken in een leeromgeving waarin hij doelgericht kan werken en tastbare resultaten kan behalen. Hij kan veel hebben aan kennis, informatie, structuur en planning van andere mensen om hem heen. Hij leert het beste als hij samenwerkt en taken krijgt die hij uit kan voeren. Terugkoppeling/feedback kunnen de doener helpen. Daarbij is een goed contact en ontspannen sfeer belangrijk. De doener moet zich vrij voelen om te reageren en uitgedaagd worden door zijn taken.
DE DROMER
De dromer kijkt aandachtig toe hoe andere een probleem aanpakken. Eerst goed kijken en dan pas zelf aan de slag gaan. De dromer kan zich goed inleven in verschillende situaties. Kan een probleem vanuit meerdere standpunten begrijpen en oplossingen zien. Fantasie, inlevingsvermogen, dingen bedenken, gevoelens uiten en ideeën bedenken passen bij de dromer.
Hoe leert een dromer het beste?
Een dromer leert het beste als hij tijd krijgt om na te denken en dan te doen.
Sommige dromers twijfelen vaak en komen langzaam tot besluiten. De dromer heeft tijd nodig om ervaringen te verwerken, gevoelens te uiten en hij hoort bij problemen graag verschillende meningen. De dromer heeft een hekel aan werken onder tijdsdruk. Hij vindt het fijn om aangemoedigd te worden.
De optimale leeromgeving
Voldoende mogelijkheden om groepsleden te leren kennen. Tijd en ruimte om gedachten, gevoelens en ervaringen uit te wisselen. Mogelijkheid om in aanraking te komen met verschillende visies, mensen enz.. Behoefte aan mensen in de omgeving waartussen de dromer zich op zijn of haar gemak kan voelen, die als “veilig” ervaren wordt.
DE DENKER
De denker is goed in logisch redeneren, denken in stappen en schema’s en het kunnen ontdekken van algemene regels. De denker kan omgaan met theorie, nauwkeurig werken en leert graag uit boeken. De denker ziet het als uitdaging om zaken praktisch uitvoerbaar te maken door ideeën logisch te maken. Het is mogelijk dat de denker liever alleen werkt dan in een groep. Hij heeft meer belangstelling voor theorieën dan voor dingen en mensen. Hij benadert de dingen die gebeuren vooral met zijn verstand.
Hoe leert de denker het beste?
Hij vindt het prettig om zelfstandig de leerstof door te nemen en deze leerstof binnen zijn eigen denkwereld vorm te geven. Hij heeft graag achtergrondinformatie. Ingewikkelde problemen ziet hij als een uitdaging. Het gaat hem goed af om te werken met boeken en
of computers. De denker vindt het prettig om met een duidelijk leerprogramma te werken.
Optimale leeromgeving
Hij houdt van orde en rust. Hij werkt graag in gestructureerde situaties met een duidelijk doel.
DE BESLISSER
De beslisser is praktisch ingesteld en werkt doelgericht en planmatig. De beslisser houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen. Hij is nuchter, staat met beide benen op de grond en vindt het interessant om problemen op te lossen en/of nieuwe ideeën uit te werken in de praktijk. De beslisser wil graag snel aanpakken en niet te lang discussiëren over de oplossing van een probleem. Praktisch gericht zijn en verbanden zoeken tussen theorie en praktijk zijn sterke punten.
Hoe leert de beslisser het beste?
De beslisser wil zich graag richten op praktische zaken. Wanneer hij de kans krijgt dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding, kan hij snel leren. De beslisser heeft behoefte aan een duidelijke rode draad in de leerstof en een relatie tussen theorie en praktijk.
Optimale leeromgeving
Duidelijke rode draad in leerstof. Gelegenheid om conclusies te trekken, een duidelijke relatie tussen leerstof en praktijk. Techniek en aanwijzing om problemen op te lossen of taken uit te voeren. Gelegenheid om zelf met oplossingen te experimenteren.